Skip to main content

Lessen in Waarheid: Verklaring van Enkele in de Metafisica Gebruikelijke Termen

LES VII

[Note: this chapter was later revised and it's title was changed to "personality and individuality." Because of that, the paragraph numbers do not correspond to those in the English version.]

1. Wanneer wij de Bergrede lezen en herlezen, dan treft ons steeds weer in 't bijzonder de volmaakt kinderlijke eenvoud van haar taal. Ieder kind, elk volwassen mensch, hoe ongeletterd hij ook wezen moge, kan haar verstaan. Er staat geen woord in, dat verklaring noodig heeft, geen zin of hij is zóó duidelijk, dat ieder hem begrijpt. En toch was hij die haar uitsprak, de meest volkomene openbaring van het Al-denken, die er ooit is geweest; d. w. z. door hem werd meer Wijsheid (die God is) in de wereld zichtbaar verwezenlijkt, dan door wien ook. Zoo is het altijd. Hoe meer iemand doordrongen is van waarachtige wijsheid, hoe eenvoudiger hij zal wezen in al zijn denken en doen, en naarmate de waarheid, die moet worden uitgesproken, grooter en dieper is, kan zij in eenvoudiger taal worden ingekleed.

3. In de hedendaagsche, over metafisica handelende boeken treffen wij echter menigmaal uitdrukkingen aan, die voor oningewijden niet begrijpelijk zijn. Daarom lijkt het mij niet overbodig hier een korte verklaring van die woorden te geven, zoodat ieder die ze tegen komt, ze kan verstaan.

Zoo leest men b.v. menigmaal over het overbrengen van gedachten. Hiermede bodoelt men dat de mensch het vermogen heeft om zijn onuitgesproken gedachten naar een afwezige toe te zenden, zonder dat daarvoor gesproken of geschreven woorden noodig zijn. Daar was een tijd, dat men niet anders met een afwezige kon verkeeren, dan door zijn gedachten op papier te zetten, en dit aan den persoon in questie toe te zenden. Later kwam men tot de ontdekking dat een electrische stroom gebruikt kan worden om een tijding over te brengen, wanneer men slechts een verbindenden draad heeft, met de noodige batterijen aan de beide uiteinden, om voortdurend nieuwen toevoer van electriciteit te geven. Nog later is het bewijs geleverd dat de geleiding en de batterijen kunnen vervallen, en dat men zonder eenig toestel, enkel door de kracht van zijn gedachten, deze door de ruimte aan een ander toe kan zenden, die ze dan innerlijk waarneemt, of zooals men dat noemt, ze opvangt. Het is een soort van geestelijke telegrafie, die men den naam van telepathie heeft gegeven.

Deze telepathie moogt ge niet gebruiken om uw wil aan anderen op te dringen, of hen er toe te brengen om uw plannen uit te voeren. Stel b.v. dat gij meent te weten, dat uw buurman rijk is, dan zult gij misschien geneigd zijn, om hem in stilte de gedachte te zenden om iets voor een arme af te staan in wien gij belang stelt, en dan zult ge uzelf misschien rechtvaardigen door te zeggen, dat ge immers niets voor u zelf vraagt, en dat 't nooit verkeerd kan zijn om uw medemensch te helpen. Een ander maal zult gij u gerechtigd voelen om op dezelfe wijze iemand te bewegen om naar de kerk te gaan, enkel en alleen, omdat gij vurig verlangt, dat hij een goed en zedelijk leven leiden zal. Wees toch voorzichtig bij het toepassan van uw gedachtekracht zelfs waar gij met uw „sterfelijke denken" meent, dat gij een ander enkel wilt laten doen waf goed voor hem is. Gij weet immers niet wat goed voor hem is, dat kan elk mensch alleen voor zich zelf weten, door den Geest die in hem is. Gij hebt niet het recht om u tusschen hem en zijn God te stellen, geen recht om in zijn innerlijk wezen binnen te dringen, ten einde hem in deze of gene richting te sturen. Doet gij dat toch, dan kan het niet anders of het onrecht, een ander aangedaan, werkt op u zelf terug.

Het eenige waarvoor gij uw gedachtekracht ten bate van een ander moogt gebruiken, is dat gij zijn innerlijke, goddelijke zelf te voorschijn roept, door b.v. stil in uzelf tot hem te zeggen: „God woont in u, Hij leidt uwe wegen, Hij leidt u waarheen Hij wil; Hij werkt in u om alles te willen en te doen wat Hij van u verlangt enz. enz., en wat dan ook de uiterlijke manifestatie moge wezen, gij kunt verzekerd zijn, dat God deze op dit oogenblik niet anders heeft gewild, zelfs indien het juist het omgekeerde is van wat gij oorspronkelijk hebt bedoeld."

Een andere term, dien men menigmaal tegenkomt, maar niet altijd verstaat, is het vreemde woord „chemicalisatie," (in het Hollandsch, scheikundig proces), waarmede men in de metafisica een zekeren toestand in het geestesleven aanduidt.

Hebt gij ooit soda bij zure melk of een andere zure vloeistof gedaan en de gisting en borreling waargenomen die dan ontstaat? De eene vloeistof werkt op de andere in, en uit de verbinding van die twee ontstaat een nieuwe vloeistof, die nieuwe eigenschappen heeft.

Dit scheikundig proces geeft een goed beeld van de verandering die somtijds in de gedachten en de lichamen van de menschen plaats grijpt. Denk u eens iemand die zijn leven lang foutief gedacht heeft, en jarenlang dien verkeerden gedachtengang op zijn lichaam heeft laten inwerken, zoodat ziel en lichaam er tenslotte als 't ware van doortrokken zijn. Maakt gij hem nu, zooals men u dat geleerd heeft, door krachtige ontkenningen en bevestigingen, met de waarheid bekend, dan zal het verrassend nieuwe daarvan (juist omdat het de Waarheid is) hem in de eerste dagen nieuwe hoop, nieuwe vreugde en gezondheid geven, die evenwel na eenigen tijd plaats maken voor een soort van geestelijke gisting en onrust. Uw patiënt wordt zenuwachtig en angstig. Is hij vroeger ooit ziek geweest, dan zal hij de oude kwalen thans in verdubbelde mate gevoelen; heeft hij vroeger een verkeerd leven geleid, dan zullen de vroegere gewoonten en begeerten weer bij hem boven komen; heeft hij zijn ontkenningen en bevestigingen op zijn zaken toegepast, zoodat deze een gunstige keer namen, dan storten zijn verwachtingen plotseling in een, en de toekomst schijnt duisterder en onzekerder dan ooit.

Wat is er gebeurd? Wel, niets anders dan dit: de oude toestand,—die op leugen, vrees en een totaal verkeerden gedachtengang was gegrond, — is in botsing gekomen met de nieuwe gedachte of de Waarheid, en verweert zich hardnekkig tegen haar. Uw vriend, die zoo terneergeslagen en ongelukkig is, alsof hij een zonde had bedreven, moet niet bang zijn. Wat hij nu doormaakt, is op geestelijk gebied hetzelfde, als het scheikundig proces van het zuur en het zout waar wij zooeven over spraken. In het geestesleven onstaat daaruit altijd iets hoogers en iets beters.

Deze onrust of gisting heeft niet bij iedereen plaats, doch komt 't meest voor bij menschen die vastgeroest zijn in hun oude begrippen en dus ook veel moeite hebben om er zich los van te maken. Wie minder sterk uitgesproken begrippen heeft, is naturrlijk ook meer meegaand, en geeft daardoor geen aanleiding tot „chemicalisatie." Zoo zal ook het toepassen van krachtige ontkenningen veel meer „chemicalisatie" tengevolge hebben, dan het gebruiken van bevestigingen. Daar is altijd minder tegenstand wanneer iemand geleidelijk tot de waarheid wordt gebracht, dan wanneer dit plotseling geschiedt. Mocht gij ooit zoo'n periode van innerlijke onrust doormaken, gepaard aan een opnieuw boven komen van vroegere, ongewenschte toestanden, dan hebt gij enkel maar zonder ophouden te verklaren: „daar is letterlijk niets te vreezen, alles is volmaakte liefde, alles is goed, alles is vrede, wees stil," enz. en 't zal niet lang duren eer de gelukkige omstandigheden zich weder vertoonen, terwijl gij zelf geestelijk op een hooger plan zijt gekomen, dan te voren.

Laat u daarom nooit schrik aanjagen door het woord (of beter gezegd, door den toestand die het gevolg is van „chemicalisatie), want waarlijk er is niets in waar men* bang.voor behoeft te zijn.

Er zijn nog een paar uitdrukkingen die mijns inziens een nadere verklaring vereischen, daar ze een geheel verschillende beteekenis hebben, en door onin-gewijden menigmaal in verkeerden zin gebezigd en met elkaar verwisseld worden, n. 1. persoonlijkheid en individualiteit. Onder „persoonlijkheid" heeft men datgene te verstaan wat vergankelijk van ons is — het sterfelijke denken dus, en het lichaam, in één woord de geheele uiterlijke verschijning van den mensch die door het verstand wordt beheerscht. Uw persoonlijkheid kan den een aangenaam en den ander onaangenaam zijn. Wanneer gij zegt dat gij van iemand niet houdt, dan bedoelt gij daarmee dat gij zijn persoonlijkheid, dus alles wat men uiterlijk van hem waarneemt, niet moogt lijden. Het is als het ware het buitenste omhulsel van den mensch, in tegenstelling van diens innerlijke, ware wezen.

6. „Individualteit" is de term die men gebruikt om den waren mensch aan te duiden. Hoe meer er in iemand van God zichtbaar is, hoe sterker zijn individualiteit is. Hiermee bedoel ik niet, dat iemands individualiteit toeneemt, naamate hij godsdienstiger is! Bedenk dat God Wijsheid, Verstand, Liefde, Macht is enz. Hoe meer dus een van deze hoedanigheden, of allen tegelijk, is een mensch naar voren treden, hoe grooter zijn individualiteit zal zijn.

Emerson was een man van krachtige individualiteit, maar van geringe persoonlijkheid. Hij was ver-heven-eenvoudig. Hij was teruggetrokken, schuw van aard (of van persoonlijkheid), maar het was alsof het onsterfelijke, de God binnen in hem, meer glans kreeg en krachtiger werd, naarmate zijn persoon meer geneigd was om zich terug te trekken en onopgemerkt te blijven.

8. Johannes de Dooper, die het persoonlijke of vergankelijke in den mensch vertegenwoordigt, zeide van Jezus, die de drager is van de individualiteit of van het eeuwige: „Hij moet wassen, maar ik minder worden."

Iemand van een heftige, sterk uitgesproken persoonlijkheid zal er menigmaal in slagen om met geweld zijn wil door te zetten, en aldus zijn doel te bereiken, maar een mensch van krachtige individualiteit dringt zich nooit op den voorgrond, en gebruikt geen geweld, want alle menschen zullen zich onwillekeurig voor hem buigen, en in hem den meerdere zien. God zelf treedt in hem te voorschijn.

9. Onze individualiteit is niet aan verandering onderhevig. Het is datgene wat de eene mensch blijvend van den ander onderscheidt. Onze persoonlijkheid kan zóó sterk onder den invloed staan van een ander, dat zij diens eigenschappen overneemt; de individualiteit van een mensch verandert daarentegen nooit. Verwar deze termen niet.

11. Wij bevorderen onze individualiteit door te luisteren naar de stem diep binnen in onze eigen ziel, en dan moedig te doen wat deze ons voorschijft, zelfs wanneer dit, zooals heel waarschijnlijk is, gansch en al afwijkt van wat „men" gewoon is te doen. Wanneer wij integendeel uitsluitend acht geven op de stemmen buiten ons, en ons laten leiden door eigenbelang, in plaats van door het hoogste in ons, dan kweeken wij de persoonlijkheid, en daarmede vrees voor kritiek, zelfzucht en zelfgenoegzaamheid in ons aan. Tracht altijd uw individualiteit te verhoogen of te voorschijn te roepen, en nooit uw persoonlijkheid, want naarmate de een toeneemt in kracht, moet de ander minder worden.

12. Wanneer wij vrees voor iemand koesteren en hem uit den weg trachten te gaan, dan is dat omdat zijn persoonlijkheid sterker is dan de onze. Velen gaan in overgroote bescheidenheid hun leven lang onder een gevoel van minderwaardigheid gebukt, en verbeelden zich steeds dat anderen beter en wijzer zijn dan zij zelf. Zij zijn bang om met een eigenge-rechtig, zelfgenoegzaam mensch in aanraking te komen, en wanneer zoo iemand hun weg kruist, dan zijn zij even terneer geslagen als een korenveld waar een hevige storm overheen is gegaan. Zij zouden wel onder den grond willen kruipen.

13. Dit alles, mijn lieve bescheiden vrienden, is geen bewijs dat uw makker wijzer of beter is dan gij, maar dat zijn persoonlijkheid — de uiterlijke, vergankelijke mensch — sterker is dan de uwe. Uw omgang met iemand van krachtige individualiteit, vervult u niet alleen met bewondering, maar geeft u tevens een ongekend govoel van uw eigen innerlijke waarde en kracht; hij maakt u bewust van uw eigen gaven, moedigt u aan en stemt u vredig en blij. Dit is daaraan toe te schrijven, dat een krachtige individualiteit veel van God zichtbaar maakt en daardoor in staat is om ook in een ander meer van God te voorschijn te roepen. Indien gij weten wilt, hoe gij u wapenen kunt tegen een krachtiger persoonlijkheid dan de uwe, dan zeg ik u:

15. Vergeet nooit dat persoonlijkheid uit den mensch is, en dat individualiteit uit God is. Verklaar nadrukkeiijk dat uw eigen individualiteit, uw eenheid met God en uw eigen meerderheid boven elke persoonlijkheid een onaantastbaar feit is. Kan God iemand vreezen?

16. Indien gij van nature vreesachtig en beschroomd zijt, maak en dan een gewoonte van om zoodra gij iemand naar u toe ziet komen, zelfs als het iemand is dien gij niet kent, tot u zelf te zeggen: „ik ben een zichtbaar geworden stukje van God; ik ben één met den Vader; deze persoon heeft geen macht over mij, want ik sta boven alle persoonlijkheid" enz. Oefen u telkens wanneer gij iemand ontmoet, in deze wijze van denken en spreken, en gij zult weldra ondervinden dat geen mensch, al is hij nog zoo onaangenaam en aanmatigend, u uit uw evenwicht brengen kan. Gij leert zelfbeheersching omdat gij u door God beheerscht weet.

17. Eenige jaren geleden stond ik sterk onder den invloed van een krachtige, heerschzuchtige persoonlijkheid met wie ik voor het uiterlijke, maandenlang, in nauwe aanraking was geweest. Het was alsof ik alles door haar oogen zag, en hoewel ik mij hier gedeeltelijk wel van bewust was, had ik toch niet de macht om mij aan dien invloed te onttrekken. Die persoon kon mij met een enkel woord een gevoel geven, alsof alles wat ik zeide en deed, verkeerd was en alsof ik in alle opzichten te kort schoot. Als ik in haar nabijheid was geweest, dan was ik geheel terneergeslagen en voelde ik mij tot niets in staat.

18. Nadat ik weken lang vergeefs mijn best gedaan had om mij van dien druk te bevrijden, gevoelde ik op zekeren dag levendiger dan ooit de behoefte om weer geheel meester over mij zelf te worden. Ik had al menigmaal met nadruk verklaard, dat deze persoon niet de macht had om mij te deren, maar 't had nooit iets uitgewerkt. Op dien dag evenwel ging ik verder, en zeide, stilzwijgend natuurlijk: „Er is geen dergelijke persoonlijkheid in het gansche heelal," en dit herhaalde en bevestigde ik keer op keer. Na eenige oogenblikken kwam er een heerlijk gevoel van verlichting over me, en 't was alsof er een gewicht van mij afviel. Toen voelde ik mij gedrongen om verder te gaan, en te zeggen: „Er is geen persoonlijkheid in het heelal; er is alleen maar God." Nadat ik nog een tijdlang deze woorden met volle overtuiging had herhaald, scheen 't alsof alle banden werden verbroken, en ik in letterlijken zin volkomen vrij was. Vanaf dien dag, zonder er mij eenige moeite voor te geven, heb ik den invloed van die bewuste persoon nooit meer ondergaan. Indien gij ooit ondervindt, dat de enkele bevestiging der waarheid onvoldoende blijkt om u aan eens anders invloed te onttrekken, gebruik dan deze allesomvattende bevestiging: „Er is geen persoonlijkheid; er is alleen maar God," en 't kan niet anders, of ge zult volkomen vrij zijn.

Hoe meer gij leert luisteren en handelen naar de stem binnen in u, hoe sterker en duidelijker uw individualiteit te voorschijn zal treden.

Zoo gij zelf voelt, dat gij niet opgewassen zijt tegen een krachtige persoonlijkheid, herinner u dan dat, zooals Emerson dat uitdrukt: „de ziel (God) juist u, zóó als gij zift, in het bijzonder noodig heeft." Als God u noodig heeft om zich door u te openbaren op een wijze waarvoor Hij niemand anders gebruiken kan, — waarom zoudt gij dan sidderen voor den een of anderen mensch, hoe gewichtig deze zich zelf ook moge vinden?

22. Hoe eenvoudig uw plaats in de maatschappij, hoe gering uwe gaven, of hoe onbekend gij voor het oogenblik ook in de wereld moogt zijn, wees verzekerd dat gij voor God en Zijn openbaring even goed onmisbaar zijt als het schitterendst verstand of de meest ontwikkelde mensch die er bestaat. Denk daar altijd aan, en handel steeds naar het hoogste dat in u is.

________________________
arrow-left arrow-right